vrijdag 28 oktober 2011

Albrecht Wallein, een feuilleton (V), 28 oktober

198O in het dorp W.
Het meisje is samen met haar moeder in de keuken. Roos is nu twintig. Thérèse zit aan haar naaimachine en verkort een broek voor haar dochter. Roos heeft net de afwas gedaan en droogt nu het laatste bord af. Ze wijst naar de kapotte tegel op de keukenvloer. " Weet je dat nog, mama?" "Och ja kind, waar is de tijd toch? Dat hoekje brokkelde af toen die yoghurtfles viel... we waren toen nogal eens geschrokken, allebei, he?" glimlacht Thérèse.

"Wanneer was je eigenlijk van plan om me daar eens wat over uit te leggen?" Roos draait zich nu om naar haar moeder en kijkt haar strak aan. "Dagen nadien nog heb ik toén gevraagd wat er precies aan de hand was, waarom je zo van streek was, maar je stuurde me telkens met een kluitje in het riet. Ik heb dan maar mijn eigen gissingen gemaakt over hoe het zat. Ook alle latere pogingen om je over dat onderwerp aan de praat te krijgen, zijn mislukt, maar ik zou het nù gewoon wel graag wéten... dan hoef ik er zelf geen fantasie meer aan te verspillen..." zegt Roos zacht. 

Thérèse kijkt naar haar dochter. Sinds een maand twintig en eigenlijk al jaren erg volwassen voor haar leeftijd. En met een intuïtie waar Thérèse soms niet bij kan; tien meisjes op een feestje en toch wist Roos er als enige het meisje uit te pikken waar Steven een oogje op had, Thérèse was dat totaal ontgaan, maar Roos merkte het metéén op. Veertien was ze toen geweest... niét ouder. Thérèse moest ook met een rilling denken aan de vriendelijke achterbuur Karel, die in de herfst altijd kwam helpen in de tuin bij het snoeien. "Ik moét die man niet," had haar dochter gezegd. Hoe oud was Roos toén geweest? Twaalf? "Je moest je schamen, zo'n vriendelijke man..." had Thérèse haar dochter toen nog terechtgewezen "Wat doet die man dan fout? Altijd zo vriendelijk!" "De manier waarop hij kijkt, deugt niet," antwoordde Roos. Thérèse had raar opgekeken toen de buurman nog geen half jaar later werd opgepakt... een zaak van pedofilie. Roos had enkel gezegd; " Zie je nu wel... ik zéi het je toch?" Thérèse had aanvankelijk nog gevreesd dat Roos een slachtoffertje was van Karel, maar dat bleek gelukkig  niet het geval. Roos pikte gewoon nare signalen die mensen onbewust uitstuurden héél snel op. In feite was het hele Lodeverhaal ook zoiets; Roos zag méér dan je normaal op het eerste gezicht zag, Thérèse kende daar nog tal van andere voorbeelden van. En soms vond ze dat best griezelig.

Had zij nù eindelijk iemand gevonden die ze kon vertrouwen en haar haar verhaal vertellen? Thérèse had er al vaker over nagedacht, maar de idee altijd weer onmiddellijk terzijde geschoven. Hoe kon zij Roos vertellen dat haar opa misschien helemaal niet haar opa was... dat oma een avontuurtje had gehad toen ze jong was en vooral, dat ZIJ dat vermoedde, maar het nooit aan de papa van Roos had gezegd... Roos droeg haar grootouders op handen, allebei...

Ook vandaag aarzelde Thérèse, maar de niets ontziende vraag van haar dochter dwong haar nu wel tot een keuze. Blijven volhouden dat er die bewuste dag, tien jaar geleden niet méér aan de hand was geweest dan een kapotte glazen fles? Of eindelijk vertellen waar zij nu al zooo lang mee rondliep? Thérèse had de laatste jaren  het gevoel dat "zwijgen" haar steeds zwaarder viel.  

"Moeder, komaan.. het kan nooit zo erg zijn als wat ik zelf al die jaren als plausibele scenario's heb bedacht," zei Roos. "En het heeft alles met Lode te maken en met mijn vraag of die misschien familie van ons was. Ik ben geen kind meer en ik ben allesbehalve achterlijk ... je moét me vertellen wat er is." De stem van Roos klonk nu even dwingend als op het moment toen Thérèse zélf tegenover haar moeder had gestaan. Als je A zegt, moet je ook B zeggen, had ze haar eigen moeder toegeschreeuwd en nog altijd had ze dat een eerlijke en faire vraag gevonden. Roos eiste gewoon hetzelfde recht op; aanvoelen dat er iets niet in de haak is  en "willen weten". 

"Ga zitten, " zei ze en knipte het lichtje van haar naaimachine uit. "Ik zal het je vertellen, maar je moet me beloven dat je er met niémand  ooit over zal spreken; niét met je broer, niét met papa, niét met de tantes en al helemaal niet met opa en oma." "Jaja,... tuurlijk wel!" bromde Roos snel. Ze had zich al tien jaar suf gepiekerd over dat hele voorval en zou eender wat beloofd hebben nu haar klaarheid werd aangeboden. Erover zwijgen.. tuurlijk, géén probleem, zwijgen was wel het minste. 

Thérèse vertelde nu over de schildersclub en nam Roos mee terug naar de vroege jaren twintig en dertig. Naar uitstapjes in Nederland en reisjes naar Duitsland en de Ardennen, met oma en opa en een stuk of acht andere mensen, waaronder meneer Wallein. " Die van die rijke drukkersfamilie hier in W. bedoel je? " vroeg Roos. "Ja, die rijke drukkers..." herhaalde haar moeder "Corneel Wallein richtte het bedrijf op; een klein drukkerijtje was dat aanvankelijk, maar al gauw werd het een succesrijke onderneming. Corneel had ook een kunstzinnig kantje en schilderde graag..." "Ha, nét zoals oma en opa... " zei Roos " en op één van die reisjes raakte hij verliefd op oma en ze begonnen een stormachtige verhouding?" "Roos, kind....god, waarom denk je dat?" "Ach, gewoon.. misschien lees ik wat te veel of kijk ik wat te veel naar romantische filmpjes..." antwoordde Roos lachend. "Kom.. en verder... hoe zit het verder met die schildersclub?" Haar moeder zweeg even. "En stél nu dat dat zo was?" vraagt ze zacht. "Hoe...? Oma... en die Corneel Wallein? Mama? Oma en die drukker?? Papa? Een kind van die Wallein en niét van opa???" 

Thérèse knikte. Ze vertelde dat ze dat via haar moeder en de plaatselijke dorpstamtam te weten was gekomen. Dat ze er jaren geen geloof aan gehecht had... toch niet écht.. tot Roos haar attent had gemaakt op de gelijkenissen tussen haar papa en Lode, de melkboer. 
"Lode?" vroeg Roos "Dat begrijp ik toch niet helemaal hoor... ja, ik vond altijd dat die op papa leek. In mijn fantasie was het een jongetje dat verwisseld was bij de geboorte, maar die eigenlijk een veel jonger broertje was van papa... Wat heeft dat met die oude Wallein te maken?" 
"Het is een volle neef van Corneel Wallein," zei haar moeder traag. " En toen jij totaal onverwachts over  het oogplooitje van papa en Lode begon, viel er voor mij plots een hele puzzel op z'n plaats. 
Roos prutste aan haar handdoek. "Goh, wat moet jij toen geschrokken zijn," zei ze "ik flapte dat er gewoon zo stom uit? " "Ja," zei haar moeder en er blonken tranen in haar ogen. 
Roos keek verschrikt: "En papa? Wat zegt die daarvan?" 
"Je vader weet dat allemaal niet, liefje..." antwoordde haar moeder. 
"Wéét dat niet? Maar hoe... JIJ weet dat al méér dan twintig jaar en papa weet van niks? Hoe is dat in godsnaam mogelijk??"
"Ik vond het beter om hem daar niks over te zeggen, omdat ik het zelf nooit geloofde en er alleen een kwalijke roddel in zag...maar ik geef toe dat ik wel érg ben gaan twijfelen," zei Thérèse. 
"Nu weet ik ook waarom ik altijd denk dat Laurientje me zo erg aan mezelf doet denken, " zei Roos, die als door een wesp gestoken overeind veerde. "Laurien,... mama, ik ging daar toch altijd babysitten vroeger? Dat is toch ook familie van Lode? Ik keek naar foto's van haar op de buffetkast en dacht.. hé tiens gék..., dat zou IK kunnen geweest zijn. Maar natùùrlijk lijkt die op mij... dat IS gewoon familie... Oh, god, dat is toch te verschrikkelijk voor woorden? Alles in onze familie is één grote leugen...en JIJ wist dat en papa niet. Hij moét dat gewoon weten! Hij moet er met oma over praten!" 
"Néé, dat moet hij niét,! zei haar moeder hard. "Je hebt me beloofd om er met niemand over te praten en wij zullen dat samen ook nooit meer doen. Papa moet dit nooit weten en we laten het zoals het is. Het moet rusten."

Het kostte Thérèse al haar overredingskracht die avond en nog een paar avonden erna. Maar Roos hield inderdaad haar mond en kwam haar belofte na. Ze zei er niks over tegen haar vader. Ze zweeg tegenover haar broer. Niemand van haar vriendinnen vertelde ze wat. Ze keek naar de late liefkozingen tussen haar grootouders en vroeg zich af hoe het vroeger tussen deze beide mensen was geweest. Wié, wàt exact wist of vermoedde. 

Lode zag ze nog wel eens als hij zijn melktoer reed. Die herkende haar al lang niet meer. Thérèse liet hem niet langer langskomen: er was een nieuwe supermarkt opengegaan in het dorp W. en daar kocht Thérèse nu melk en boter en yoghurt. Nog steeds A-melk trouwens. Een bakker kwam ook niet meer langs bij hen thuis, boenwas werd in 198O ook niet meer aan de deur gekocht en de soepboer was gewoonweg met zijn ronde gestopt. Zo dreef het dorp W. mee in de vaart de volkeren, vooruit... en met z'n allen naar de supermarkt dus... 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten