woensdag 8 december 2010

Emmi Pikler

In de VVPM-opleiding besteden we aandacht aan verschillende pedagogen. Om jullie een graantje mee te laten pikken zal ik af en toe een samenvatting geven van wat ik heb opgestoken over deze mensen. Te beginnen met Emmi Pikler (1902 – 1984).

Leven en werk
Emmi Pikler, geboren in Wenen, was oorspronkelijk opgeleid tot kinderarts. Toen ze een dochter kreeg, besloot ze haar op geen enkele manier in haar ontwikkeling te forceren. Met respect voor het eigen ritme gaf ze haar dochter alle vrijheid om zelf initiatief tot spel en beweging te nemen. Piklers overtuiging was: een kind dat in zijn eigen tempo mag leren en onderzoeken, leert beter zitten, staan, spreken en denken dan een kind dat gestimuleerd of geholpen wordt. Vanuit deze overtuiging heeft Pikler tien jaar lang ouders ondersteund in de opvoeding van hun kinderen. Na de Tweede Wereldoorlog werd ze hoofd van kindertehuis Lóczy in Boedapest. Ze organiseerde het kindertehuis naar haar eigen methode en deed longitudinaal onderzoek naar de psychomotorische ontwikkeling van de baby’s en peuters die er opgroeiden. Twee belangrijke pijlers binnen haar visie zijn vrije bewegingsontwikkeling en respectvolle verzorging.

Vrije bewegingsontwikkeling
-         Aanbieden van een veilige omgeving waarin het kind uit eigen initiatief actief kan bewegen, bewegingsruimte die iets groter is dan hij nodigt heeft, speelgoed dat zijn onderzoeksdrang bevredigt.
-         Niet onnodig ingrijpen in de activiteiten van het kind, hem niet helpen of stimuleren, hem niet in posities brengen waar hij zelf (nog) niet in of uit kan komen, aandacht geven op afstand.
-         Respect voor het eigen tempo en ritme van het kind en voor zijn eigen, spontane initiatieven.
-         Zinvolle organisatie van het leven van het kind: er is een tijd voor rust, voor contact met de verzorgster en voor vrije beweging.

Grove motoriek
De kinderen in Lóczy zijn continu, individueel en door vaste waarneemsters geobserveerd in hun bewegingsontwikkeling vanaf het moment dat ze voor het eerst draaiden tot het moment dat ze voor het eerst los gingen lopen. Het lukte alle baby’s zelfstandig vanuit de rugligging tot staan en lopen te komen. In de observaties werden tientallen niet eerder beschreven posities en bewegingen vastgelegd die Pikler ‘overgangsposities’ noemde. Deze posities kwamen bij alle kinderen voor en bijna altijd in dezelfde volgorde. De overgangsposities hebben een oefenfunctie: de spieren worden stapsgewijs geoefend en bereiden het kind voor op de volgende ontwikkelingsfase. Ook krijgt het kind een steeds bewuster besef van zijn lichaam, wat de basis vormt voor de ontwikkeling van eigenwaarde. De aangeboren bewegingsdrang wordt duidelijk door het voortdurend veranderen van houding. Baby’s die beginnen te kruipen ontwikkelen snel de drang tot klimmen. Bied de eerste mogelijkheid tot klimmen dicht bij de grond aan zodat het kind ook kan leren vallen en (her)vinden van zijn balans. Later kun je hogere klimobjecten aanbieden zodat het kind zijn vaardigheden kan vergroten en gevoel ontwikkelt voor zijn eigen mogelijkheden en grenzen.

Fijne motoriek
Rond de tiende week ontdekt het kind zijn handen en speelt hier veelvuldig mee. Vanaf de derde maand probeert hij voorwerpen vast te pakken maar de activiteit met de handen blijft belangrijker dan het voorwerp zelf. Vanaf de zesde maand worden de mogelijkheden die een voorwerp biedt interessant. Bied eerst lichte voorwerpen aan, zoals een zakdoek, en later iets groter en zwaarder materiaal zoals bakjes, doosjes of bekers in verschillende maten, materialen en vormen. Aan het eind van het eerste jaar kan het kind aandacht hebben voor meerdere voorwerpen tegelijk en onderzoekt het hoe het de voorwerpen kan combineren. De baby laat intense aandacht voor het voorwerp zien. Uit de gezichtsuitdrukkingen van het kind blijkt dat het voorwerp emoties kan oproepen. De handactiviteiten worden gezien als ‘lichamelijk denken’.

Respectvolle verzorging
Verzorgingsmomenten zijn uitermate geschikt om elkaar beter te leren kennen en écht samen te zijn. De volwassene past zich aan aan het tempo van het kind zodat hij zich kan instellen op de handelingen en mee kan doen aan het samenspel. Zo leert het dat hij invloed kan uitoefenen op situaties waaraan hij deelneemt als basis voor de eerste sociale contacten. De verzorging gebeurt met liefdevolle aandacht en zorgvuldigheid. De baby wordt niet gezien als een bundeltje hulpeloosheid. Zijn competenties (zoals contact maken, behoeften aangeven), hoe pril ook, verdienen respect. De handen van volwassenen zijn belangrijk voor baby’s; ze vormen een belangrijk middel tot contact met de wereld. De handen raken hem aan, tillen hem op, wassen, voeden en kleden hem. De baby leert van zachte, tactvolle bewegingen wat aandacht en belangstelling betekenen.

Dialoog
Pikler adviseerde ouders vanaf het begin met hun kind te praten en het bij de naam te noemen. Hierdoor gaat de ouder langzamer en bewuster om met het kind, die snelle impulsen nog niet aankan. Tussen de aankondiging van wat er gaat gebeuren en de handeling zelf moet daarom altijd een kort moment van rust zijn. De ouderlijke stem heeft een rustgevende invloed op het kind. Hoewel het de woorden nog niet begrijpt, kan het kind de intentie wel voelen. De volwassene antwoordt met gebaren steeds op de reacties van het kind. Oogcontact zal een steeds grotere rol gaan spelen. Door op deze manier een kind te verzorgen, voorzie je niet alleen in de behoeften van het kind maar bied je hem ook een sociale ervaring.

Meer informatie: Emmi Pikler Stichting

Geen opmerkingen:

Een reactie posten